Rechtspraak GBA: Beslissing ten gronde 35/2020 van 30 juni 2020

 

 

 

Betreft:

Teneinde een toegangsverbod ten uitvoer te brengen werd door een griffier van de Sportrechtbank een screenshot van de profielfoto van de Klager, na bewerking, overgemaakt de sportcommissarissen van een event, alsook in CC aan de organiserende instelling.

Context:

Hergebruik van een profielfoto beschikbaar op facebook en GDPR door de Sportrechtbank m.h.o.o. de uitvoering en handhaving van een opgelegd toegangsverbod

Rechtsgrond:

Artikel 4. 7) GDPR: Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
7) „verwerkingsverantwoordelijke”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie,
een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen
voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen
voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden
bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen.

Artikel 6. 1) AVG:

1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:

[…]

f) De verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.

 

De eerste alinea, punt f), geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken.

Feiten:

Een screenshot van een op facebook beschikbare foto werd verspreid via e-mail gericht aan derden, waaronder vrijwilligers en medewerkers van verweerster zonder dat de persoon in kwestie hiervoor zijn toestemming zou gegeven hebben.

De welbepaalde foto werd van facebook gehaald nadat de Sportrechtbank een aanwezigheidsverbod had opgelegd aan Klager.

In gevolge een vonnis van de Sportrechtbank werd klager veroordeeld tot “een algemeen verbod om aanwezig te zijn op trainingen, kampioenschappen of enige andere wedstrijd van om het even welke aard, georganiseerd onder de sportieve autoriteit van Y, dit voor een periode van 1 jaar. Dit verbod strekt zich uit tot elke plaats waar de competitie zich afspeelt, […]”.

Eerste verweerder is werknemer (griffier) van tweede verweerder, de Sportrechtbank.

Om het aanwezigheidsverbod te kunnen handhaven  werd in opdracht van de Sportrechtbank door de griffier een e-mail met de profielfoto van klager in bijlage uitgestuurd aan de sportcommissarissen van een welbepaald nakend event, alsook in cc aan de organiserende instelling.

Vooraleer deze profielfoto werd verspreid, werd deze ook bewerkt. De tweede persoon die op de foto te zien was, werd onzichtbaar gemaakt zodat enkel klager nog zichtbaar was.

De Geschillenkamer stelt vast dat de eerste verweerder het doel en de middelen voor de uitvoering van het vonnis van de Sportrechtbank heeft bepaald doordat de e-mail met foto in bijlage in haar naam en opdracht werd verzonden door de tweede verweerder die louter optrad in zijn functie van werknemer van de eerste verweerder.

De eerste verweerder, de werkgever wordt dus aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van art. 4.7) GDPR.

Vervolgens is de geschillenkamer van oordeel dat er weldegelijk sprake is van een verwerking in de zin van artikel 4. 2) GDPR, gezien de foto op geautomatiseerde wijze aan de hand van bepaalde technologieën werd geraadpleegd om vervolgens te worden gebruikt en doorgezonden aan derden.

De Geschillenkamer oordeelt vervolgens dat verweerders zich terecht op art. 6.1 f) GDPR beroepen als grondslag voor de verwerking. Ten eerste stelt ze dat het feit dat een foto vrij toegankelijk werd gemaakt door de betrokkene zelf, geenszins het vrije hergebruik toelaat van de foto door derden die deze raadplegen. De Geschillenkamer benadrukt hiermee het principe dat het feit dat iemands profielfoto vrij toegankelijk is voor het publiek, niet betekent dat anderen deze vrij mogen gebruiken. Het gebruik is slechts mogelijk in geval van de aanwezigheid van een rechtsgrond zoals in casu art. 6.1 f) GDPR.

Op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie dient aan drie cumulatieve voorwaarden voldaan te zijn opdat een verwerkingsverantwoordelijke zich rechtsgeldig kan beroepen op deze rechtmatigheidsgrond:

  1. De belangen die de verwerkingsverantwoordelijke met de verwerking nastreeft, als gerechtvaardigd kunnen worden erkend (= de “doeltoets”);
  2. De beoogde verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van deze belangen (= de noodzakelijkheidstoets”); en
  3. De afweging van deze belangen ten opzichte van de belangen, fundamentele vrijheden en grondrechten van betrokkenen doorweegt in het voordeel van de verwerkingsverantwoordelijke (= de “afwegingstoets”).

Volgens de Geschillenkamer is aan de doeltoets voldaan omdat het belang dat de verweerder als verwerkingsverantwoordelijke nastreefde overeenkomstig overweging 47 GDPR als een gerechtvaardigd belang kan worden beschouwd. Het doeleinde dat erin bestaat uitvoering te geven aan het vonnis van de Sportrechtbank kan worden aangemerkt met oog op een gerechtvaardigd belang.

Ook de aan de noodzakelijkheidstoets is voldaan. Allereerst omwille van het feit dat door de foto te bewerken op zo een manier dat de andere persoon die op de profielfoto stond niet meer zichtbaar was, het beginsel van minimale gegevensverwerking werd gerespecteerd. Daarnaast stelt de Geschillenkamer vast dat de foto van de klager noodzakelijk was voor zijn identificatie om het aanwezigheidsverbod te kunnen handhaven. De wijze waarop de foto ter beschikking werd gesteld, hetzij via bijlage bij de betreffende e-mail, hetzij door rechtstreekse raadpleging via de Facebook pagina van klager, acht de Geschillenkamer irrelevant. Daardoor is ook op dit punt het beginsel van minimale gegevensverwerking gerespecteerd.

Ten slotte is volgens de Geschillenkamer ook voldaan aan de afwegingstoets tussen de belangen van de verwerkingsverantwoordelijke enerzijds en de fundamentele vrijheden en grondrechten van betrokkene anderzijds. De vraag die hiervoor dient gesteld te worden is: “mocht betrokkene op het tijdstip en in het kader van de verzameling van persoonsgegevens redelijkerwijze verwachten dat verwerking met dat doel kan plaatsvinden?”. Doordat de klager zelf de foto heeft gepubliceerd op zodanige wijze dat deze vrij toegankelijk is voor eenieder, is de Geschillenkamer van oordeel dat het binnen de redelijke verwachtingen van de klager valt dat derden zich toegang verschaffen tot de publiek gedeelde informatie en deze gebruiker. Doordat de Sportrechtbank naast het aanwezigheidsverbod ook stipuleert dat de griffier van het secretariaat van verweerder 1 wordt verzocht om dit verbod ter kennis te brengen van alle organisatoren van wedstrijden op Belgisch grondgebied, stelt de Geschillenkamer dat verweerders zich terecht beroepen op art. 6.1 f) GDPR.

Uitspraak:

Op basis van deze redenen en de informatie die de Geschillenkamer ter beschikking had, werd besloten de voorliggende klacht te seponeren.

Onze mening:

Doordat verweerders het beginsel van minimale gegevensverwerking hebben gerespecteerd door de foto op zo een manier te bewerken dat de andere persoon niet meer zichtbaar was én dat het vonnis van de Sportrechtbank verzocht  aan de griffier van het secretariaat van verweerder om het aanwezigheidsverbod ter kennis te stellen van alle organisatoren van wedstrijden op Belgisch grondgebied, werden ook volgens ons voldoende maatregelen genomen om te stellen dat er geen schending heeft plaatsgevonden van de GDPR regelgeving.

Deze klacht werd terecht geseponeerd.

 Definitief?

Ja.

Beslissing

Beslissing 35/2020