Rechtspraak GBA: Beslissing ten gronde nr. 30/2020 van 8 juni 2020

Betreft       

Een gemeente diende een klacht in tegen een lijsttrekker die een brief met verkiezingspropaganda aan gemeentemedewerkers verstuurde op basis van een personeelslijst die hij bemachtigde.

 

Context

Misbruik van persoonsgegevens voor verkiezingspropaganda

 

Rechtsgrond

Artikel 5.1.a) en b) GDPR: “Persoonsgegevens moeten:

a) worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene    rechtmatig, behoorlijk en transparant is („rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie”);

 b) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 89, lid 1, niet als onverenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden beschouwd („doelbinding”).”

 

Artikel 6.1 GDPR: “De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;

b) de verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te nemen;

c) de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;

d) de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen;

e) de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;

f) de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.

De eerste alinea, punt f), geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken.”

 

Feiten

De gemeente verwijt de lijsttrekker dat hij een personeelslijst van de gemeente heeft gebruikt om naar het privéadres van de gemeentemedewerkers een brief te sturen met verkiezingspropaganda in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2018. De personeelslijst vermeldt voor elk personeelslid onder meer: geboortedatum, achternaam, voornaam, adres en telefoonnummer. Het zou in totaal gaan over een lijst met 68 personen.

In eerste instantie wordt nader onderzocht of de gemeente wel een klacht kan indienen aangezien zij niet de betrokkene is waarvan de gegevens verwerkt werden. In de Wet tot oprichting van de GBA werd de mogelijkheid voorzien voor iedere persoon om een klacht in te dienen indien er een belang in hoofde van deze persoon voorhanden is.

De Geschillenkamer oordeelt dat dit belang voorhanden is aangezien de gemeente allereerst de verwerkingsverantwoordelijke is m.b.t. de persoonsgegevens vervat in de personeelslijst waarvan misbruik gemaakt werd. Daarnaast is de gemeente tevens de werkgever van het personeel waarvan de gegevens misbruikt werden en heeft zij ook op deze grond een belang om haar personeel te beschermen middels het instellen van deze klacht.

Volgens de Geschillenkamer staat het vast dat de gegevens van de gemeentepersoneelslijst werden verwerkt om redenen van verkiezingspropaganda.

De lijsttrekker tracht de brief nog af te doen als “interne communicatie” die naar de gemeentemedewerkers verstuurd werd om hen gerust te stellen. De Geschillenkamer gaat terecht niet mee in die redenering. Enerzijds had de lijsttrekker geen enkel politiek mandaat in de gemeente op dat moment en was hij dus niet gemachtigd om enige vorm van interne communicatie te verzenden. Anderzijds is nergens in de betreffende brief de geruststelling te lezen en blijkt dat het gewoon verkiezingspropaganda is.

Het doeleinde van verkiezingspubliciteit kan dus niet gezien worden als een later gerechtvaardigd doeleinde van de gegevensverwerking. De Geschillenkamer besluit dan ook tot schending van artikel 5.1.b) GDPR (doelbinding).

Bovendien kan de lijsttrekker zich op geen enkele rechtmatigheidsgrond beroepen voor de verwerking van persoonsgegevens waardoor de Geschillenkamer overgaat tot schending van de artikelen 5.1. a) en 6.1 GDPR.

 

Uitspraak   

Een administratieve geldboete van 5.000,00 euro wordt opgelegd.

 

Onze mening        

Het principe van doelbinding is een van de grondbeginselen uit de GDPR. De Geschillenkamer ziet hier terecht streng op toe. In dit geval is het duidelijk dat er verkiezingspropaganda werd verstuurd naar medewerkers van de gemeente op basis van een personeelslijst. Zoals de GBA terecht stelt, kan het niet de bedoeling zijn om persoonsgegevens uit personeelslijsten te gebruiken voor verkiezingsgewin.

Deze uitspraak is in lijn met de eerdere uitspraken waarin persoonsgegevens misbruikt werden voor verkiezingsdoeleinden. De GBA blijft op dit vlak onverbiddelijk.

 

Definitief?  

Ja

 

Integrale beslissing

Beslissing nr. 30/2020