Rechtspraak GBA: Beslissing ten gronde nr. 33/2020 van 19 juni 2020

 

Betreft       

 

Een onderneming krijgt te maken met verschillende vragen over hoe en waarom zij bepaalde persoonsgegevens verwerkt. Een les over hoe het (niet) moet?

Context

Recht op inzage en het nemen van technische en organisatorische maatregelen als verwerkingsverantwoordelijke

Rechtsgrond

Artikel 5 GDPR: (beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens);

Artikel 6 GDPR: (Rechtmatigheid van de verwerking);

Artikel 15 GDPR: (Recht van inzage van de betrokkene);

Artikel 24 GDPR: (Verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke).

Feiten

De functionaris voor gegevensbescherming (hierna: DPO) van een onderneming die workshops aanbiedt, ontvangt een vraag omtrent de verwerking van bepaalde persoonsgegevens. Een bepaalde persoon (hierna: de heer X) ontving namelijk de vraag om een bepaalde workshop te volgen, hoewel hij geen klant is bij de onderneming. Om adequaat een antwoord te kunnen formuleren, vraagt de DPO om

bijkomende informatie ter identificatie van de heer X in haar databank.

Een paar weken later ontvangt de heer X wederom een nieuw commercieel e-mailbericht van de onderneming. De heer X schrijft de DPO aan met onder meer de volgende vragen:

  • Welke grondslag volgens de GDPR gebruiken jullie om mij deze mails te sturen?
  • Waar hebben jullie mijn gegevens vandaan?
  • Welke gegevens hebben jullie van mij?

Uit dit schrijven blijkt dus dat de heer X danig op de hoogte is van de geldende privacywetgeving. Een antwoord uit hoofde van de DPO blijft uit waardoor de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de Geschillenkamer.

Na verder onderzoek haalt de onderneming aan dat de e-mailberichten die werden verstuurd naar de heer X niet voor hem bestemd waren, maar voor een andere persoon met dezelfde naam en voornaam. Zij vraagt dan ook om de buitenvervolgingstelling gezien de verwerking van het e-mailadres van de heer X het gevolg was van een manuele vergissing en de verwerking van persoonsgegevens louter accidenteel was.

Artikel 5.1.a) GDPR stelt onder meer dat persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een manier die rechtmatig, behoorlijk, transparant en juist is. Artikel 6 GDPR legt vervolgens vast op welke manier een verwerking op rechtmatige wijze geschiedt.

Gelet op de verklaringen van de onderneming, beschouwt de Geschillenkamer de verwerking van het e-mailadres van de heer X als onrechtmatig. Geen van de voorwaarden onder artikel 6.1 GDPR is namelijk vervuld. Anderzijds begrijpt de Geschillenkamer het argument van de onderneming dat dit een manuele vergissing betreft en dat zij nooit tot doel had de persoonsgegevens te verwerken van de heer X omdat hij niet behoort tot het doelpubliek.

Maar doordat de onderneming het foutief e-mailadres van de heer X niet onmiddellijk heeft gewist, is zij nalatig geweest in het nemen van ‘redelijke maatregelen’ teneinde de juistheid van de persoonsgegevensverwerking te verzekeren, wat nochtans wordt voorgeschreven door artikel 5, lid 1, c) GDPR.

Wat opvalt is dat de heer X al van in het begin heeft verzocht tot inzage van zijn persoonsgegevens. De onderneming was dan ook conform artikel 12.3 GDPR gehouden om de betrokkene binnen de maand informatie te verstrekken over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Pas een week na de verstreken termijn krijgt de heer X in een e-mail te horen dat hij niet in de databank van de onderneming verschijnt.

Bovendien geeft de onderneming geen overzicht van de gegevens die zij over de heer X heeft, noch uitsluitsel over het al dan niet verwerken van (andere) persoonsgegevens van hem. Nochtans is de onderneming als verwerkingsverantwoordelijke gehouden een kopie te verstrekken van de persoonsgegevens aan de betrokkene. Op basis hiervan besluit de Geschillenkamer dat er geen afdoende gevolg is gegeven aan het verzoek tot inzage van de heer X overeenkomstig artikel 15 GDPR. Kortom werden er onvoldoende technische en organisatorische maatregelen genomen waardoor ook artikel 24 GDPR werd geschonden.

Uitspraak   

Ten eerste wordt de onderneming bevolen om onmiddellijk gevolg geven te geven aan het verzoek tot inzage van de persoonsgegevens van de heer X. Ten tweede dient de onderneming de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de GDPR. Omdat de onderneming nalatig is geweest, wordt er naast een berisping, ook een administratieve geldboete van maar liefst € 10.000,00 opgelegd.

Onze mening        

Een loutere manuele vergissing vormt geen excuus. De verwerkingsverantwoordelijke blijft verantwoordelijk en moet ervoor zorgen dat er passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om dergelijke vergissingen te voorkomen.

Daarnaast is het tijdig én volledig antwoorden zeer belangrijk in het kader van het uitoefenen van de rechten door de betrokkene. U dient als verwerkingsverantwoordelijk binnen de maand na het verzoek tot inzage te reageren. Doet u dit niet, dan begaat u automatisch een schending van de GDPR met mogelijks een (hoge) boete tot gevolg. Wees dus steeds alert!

Definitief?  

Ja

Beslissing

 

Beslissing 33/2020